Scheppen en Vlaggen in Beijng

Scheppen en Vlaggen in Beijng

Beijing is booming. De geur van versgegoten beton vult de lucht. Aangejaagd door Olympische geldingsdrang verschijnt een nieuwe stad, bovenop de oude. Verre van smetteloos, maar niet te stoppen: de renaissance van China.

Dit artikel verscheen eerder in KLM Flying Dutchman magazine.

Tekst en fotografie: Jurriaan Teulings


In Beijing lopen twee soorten mannetjes rond. Mannetjes met vlaggen, en mannetjes met scheppen. Volg de mannetjes met vlaggen en ze gidsen u – mits u hetzelfde petje draagt als de andere toeristen in uw groep – naar iets ouds. De Verboden Stad, het plein van de Hemelse Vrede, de Chinese Muur. Het glorieuze verleden van China. Volgt u echter de mannetjes met scheppen, dan komt u uit bij de kraamkamers van China’s glorieuze toekomst. Vanuit enorme bouwputten rijzen de iconen van het nieuwe Beijing als paddestoelen uit de grond. Hijskranen bevolken de horizon. Als de avond valt, spatten vonken van ongeziene lassers als vuurvliegjes door het woud van versgegoten beton. Dag en nacht werkt men om die deadline der deadlines te halen: de Olympische Spelen.

Verboden Stad 2.0
Chinezen zijn goed in omheiningen. Het Olympische park in het noorden van Beijing is omringd met een hoog hekwerk dat, als een moderne Chinese Muur, een leger van nieuwsgierige toeristen buiten houdt. Het stuk rondom de meest in het oog springende gebouwen, het National Stadium en het National Aquatics Centre, is zeven kilometer lang en met een beetje zoeken op Google Earth zichtbaar vanuit de ruimte. Zoals de legendarische Muur over onherbergzame bergpieken slingert, volgt dit hekwerk het contour van hooggespannen verwachtingen. De Spelen van Beijing worden gezien als de grote coming-out party van het nieuwe China, en in april is het ongeduld onder het publiek al groot. Een lange stoet trekt langs het hek – soms doodleuk over de vluchtstrook van de aangrenzende snelweg – in de hoop een kiertje te vinden. Het is dringen voor het onbelemmerd zicht op het Olympisch terrein vanaf de loopbruggen, hopen zand, stapels tegels en bouwmaterialen langs het traject. Om de beurt poseert men er voor lange lenzen en opengeklapte mobieltjes. Zo’n Verboden Terrein, dat spreekt hier extra tot de verbeelding.

Renaissance
Vraag Herb Li iets over de Verboden Stad of het Plein van de Hemelse Vrede, en hij begint te ratelen als een oude matrixprinter. Voor de eeuwenoude toeristentrekkers dreint de ietwat verlegen gids een hapklaar en staatsvriendelijk verslag op. Maar oog in oog met het nieuwe Beijing valt hij stil, en kan hij zich alleen maar vergapen. Het is ook nauwelijks bij te houden. Inwoners van Beijing zijn in recente jaren getuige geweest van een stedelijke ontwikkeling die ongekend is in de wereldgeschiedenis. Nog nooit groeiden steden zo hard, zo hoog, en zo nietsontziend als in het China van vandaag. De breed uitgemeten groeistuip van Beijing is te vergelijken met het New York van de jaren 20 of zelfs het Florence ten tijde van de Medici. Zoals de Medici de stad herdefinieerden in de Renaissance, hopen de Chinese autoriteiten van Beijing een trotse éénentwintigste eeuwse stad te maken. Het moet na de ‘middeleeuwen’ van Mao de wedergeboorte van China inluiden, zoals dat tijdens de Ming dynastie het machtigste land ter wereld was. Met het verschil, dat de ontwikkeling die in Florence enkele eeuwen in beslag nam, hier in enkele decennia wordt voltooid. Het laat zich raden dat deze sprong voorwaarts een minder sierlijk contour volgt in een stad die noch de luxe van tijd, noch lokaal talent als Michelangelo en Leonardo da Vinci tot zijn beschikking heeft. Veel van het nieuwe Beijing is aanstootgevend lelijk – een woud van mistroostige woontorens en als goedkope bungalowtenten uitgeklapte winkelcentra. Dat de stad tweederde van het jaar onder een dikke laag smog en stof uit de Gobiwoestijn gehuld gaat, helpt ook al niet. Maar met de komst van de Olympische Spelen is er behoorlijk uitgepakt, en is een internationaal gezelschap van toparchitecten aangetrokken om de stad te voorzien van opvallende, prijswinnende architectuur, aangejaagd door Olympische geldingsdrang.

De hypermoderne mammoetprojecten van deze toparchitecten staan in sterk contrast met de architectuur van de Ming en Qing dynastieën die de stad eeuwenlang heeft gedomineerd. Vanuit dat oogpunt zijn ze bijna buitenaards. Het toppunt is misschien wel het National Grand Theatre of China van de Franse architect Paul Andreu, dat veel weg heeft van een verdwaalde UFO die in een meer gezonken is. ’s Nachts gloeit de constructie van binnen op, en lijkt het alsof de wezens die langs de ramen lopen daarheen zijn geteleporterd: nergens is een ingang te bekennen. Het eivormige gebouw is rondom met water omgeven. Een verborgen tunnel die vlakbij het Plein van de Hemelse Vrede begint leidt bezoekers onder het water door het gebouw in.

Chinees grapje
In een poging de bizarre architectuur menselijk te maken, heeft men de meest opvallende bouwwerken in Beijing bijnamen gegeven. Het National Grand Theatre wordt gekscherend het ‘ei’ of ‘de tombe’ genoemd. Het National Stadium van de Zwitserse firma Herzog en De Meuron, staat zelfs internationaal bekend als ‘het vogelnest’, net als het National Aquatics Centre van de Australische PWT Architects, als ‘de waterklont’ of kortweg ‘H2O’ wordt aangeduid. Taxichauffeurs noemen de Escher-achtige CCTV toren van de Nederlander Rem Koolhaas oneerbiedig ‘de onderbroek’.

Maar wie denkt dat Beijings opleving zich beperkt tot een hijgerige building boom, vergist zich. De revolutie in de Chinese moderne kunst is minstens zo opzienbarend als het veelbezongen economisch mirakel van het land. Waar het met glitter en glamour overladen Shanghai vaak de show steelt van het meer ingetogen Beijing, staat de Chinese hoofdstad op het gebied van moderne kunst op nummer één. En Chinese kunst is hot als nooit tevoren. In de afgelopen twee jaar hebben Chinese kunstenaars als Fang Lijun, Yue Minjun en Wang Guanyi een internationale sterrenstatus bereikt, en verdienen minstens een miljoen dollar per werk. In april werden de schilderijen van Liu Xiaodong bij Sotheby’s geveild met een startprijs van zeven miljoen. Er zijn zelfs overenthousiaste studenten die, vers van de academie, 25 duizend dollar vragen voor een werk. Buitenlandse kunstenaars trekken in groten getale naar Beijing om zich er te vestigen – de energie zou hier op dit moment vergelijkbaar zijn met die in New York in de jaren 60.

Make art, not war
De hype begon op het terrein van een geheime Oost-Duitse wapenfabriek. Hier vestigden een aantal vooraanstaande onafhankelijke kunstenaars zich toen de commune waarvan ze deel uitmaakten uiteen viel. De lokale autoriteiten hadden de commune, die eind jaren 90 in de buurt van het Zomerpaleis was ontstaan, met de gebruikelijke communistische charme gelast daar op te hoepelen. Hun nieuwe stek, die slechts bekend stond onder het nummer 798, bleek een gouden greep. De verlaten fabrieksgebouwen bleken ideaal voor ateliers en galerieën. Het licht was goed, de huren laag, en al snel wist menig creatieveling het te vinden. Sinds het district in 2002 officieel werd geopend voor het publiek, heeft zich explosief ontwikkeld, en is nu het grootste kunstdistrict van heel China. Onafhankelijke galerietjes hebben gezelschap gekregen van (en worden soms onder de voet gelopen door) miljoenen euro’s kostende kunsthallen. Vorig jaar opende het prestigieuze Ullens Centre for Contemporary art, en afgelopen april volgde het Iberian Art Centre. 798 wemelt inmiddels van de trendy cafés en restaurants, waar overdag een internationaal publiek met skinny jeans en Origineel Haar gretig aan caffè lattes nipt. Dezelfde autoriteiten die de kunstenaars wegjoegen bij het Zomerpaleis, maken nu, zo vlak voor de Olympische Spelen, ineens goede sier met het kunstdistrict. Daarover wordt gemopperd. Hoewel het industriële complex van ingewikkelde buizenstelsels, hoge fabriekspijpen, openliggende straten en met graffiti volgespoten muren nog zeker een ruig randje heeft, stijgen met elke buslading toeristenvolk de huren – en het aantal nullen op de prijskaartjes. De alternatievere galerieën zijn verkast naar het nabijgelegen Caochangdi. Zo verspreidt de kunstscene zich over het noordoosten van de stad.

80 kilometer, 400 jaar

De afstand tussen het hippe kunstdistrict en Cuandixia, een bergdorpje in het Mentougou district dat officieel nog onderdeel uitmaakt van Beijing, is slechts 80 kilometer hemelsbreed, maar het contrast met de moderne, uit zijn voegen barstende stad kan ongeveer niet groter. De oudste huizen van het dorpje stammen nog uit de Ming dynastie, en leuzen uit de Culturele Revolutie (“Wapen uw geest met Mao Zedongs gedachtengoed!”) prijken nog in rode tekens op de muren. Ooit was het dorp een populaire ruststop aan een oude handelsroute. Nu bieden de overgebleven 70 bewoners vooral onderdak aan een voorlopig nog zeer zeldzaam soort reiziger: de Chinese nostalgie-toerist. Een nachtje in een stenen bed dat van onderen wordt opgestookt, de restjes bergthee die op de vloer worden geleegd, de simpele boerenmaaltijden waarin een kippensnavel geen vreemde is: ze staan steeds verder af van het vooruit hollende Beijing. Bij de Europese renaissance werd teruggegrepen en voortgebouwd op een rijk verleden. Of de Chinezen het ook zo gaan aanpakken? De tijd zal het leren. De mannen met scheppen zullen na de Olympische Spelen doorhollen naar een volgende bouwput. De toekomstige collega’s van Herb Li studeren nu nog op de uitspraak van de namen Koolhaas, Herzog, en De Meuron. Want binnenkort zullen de mannen met vlaggen u niet alleen meer naar de historische monumenten leiden. Ze zullen ook hun verhaal paraat moeten hebben over het fonkelnieuwe Beijing.

TIPS VOOR BEIJING


ETEN EN DRINKEN

Li Qun
Een bezoek aan Beijing is niet compleet als er geen sappige eend sneuvelt. In Li Qun, een onopvallend restaurantje op een binnenplaatsje in een stoffige hutong, gingen ambassadeurs en staatslieden als Al Gore en Valéry Giscard d'Estaing u voor. Zo simpel en smoezelig het interieur, zo lang en onontcijferbaar het menu, zo perfect is hier de Pekingeend.
No.11 Beixiangfeng, Zhengyi Road

Lan
Philippe Starck richtte het restaurant Lan in met schilderijen op het plafond, kroonluchters in de vorm van een echte koninklijke kroon, en lampjes gemaakt van pistolen. De sfeer is donker en aangenaam James Bond, met, ahem, chique prijzen op het menu. Als u wil zien hoe de nieuwe jetset van Beijing flirt en netwerkt tegelijk, is dit is de place to be.
www.lanbeijing.com

TO DO


Dansen in het park
Bezoek op een zonnige weekendmiddag het omvangrijke Beihai park. Dit is waar gewone Chinezen van de leeftijdscategorie middelbaar tot bejaard komen om te dansen. Niet alleen op traditionele Chinese muziek, maar ook op walsen, salsa, en heus, Boney M. Swingen is een serieuze zaak: niet zelden trekt men er een gezicht bij trekt alsof er net een sterfgeval in de familie heeft plaatsgevonden. Als toeschouwer vrolijk meedeinen wordt echter zeer gewaardeerd.

Fauchon
Serieus shoppen doet u in het nieuwste high end-winkelcentrum van Beijing: Shin Kong place. Twaalfduizend vierkante meter vol exclusieve merken, waaronder sinds april een drie verdiepingen tellende vestiging van de Parijse delicatessenspecialist Fauchon. Hier leert China verfijnd genieten op z’n Frans met designerhapjes, kwaliteitswijn, en pikdonkere chocolade. Snobistisch, maar voortreffelijk.
Shin Kong Place, 87 Jianguo Lu

DO’S EN DON’TS

Don’t: doe uzelf een lol maak van de Chinese Muur geen vluchtig bezoek. De massa komt niet verder dan de net iets te perfect gerestaureerde muur bij Badaling of Mutianyu, waar het zelfs op een regenachtige dag nog bomvol kan zijn. Investeer in plaats daarvan wat meer tijd en bezoek het stuk bij Huanghuacheng. Verder weg, maar een stuk minder druk. Hier en daar brokkelt de muur er nog, zoals dat het eeuwenoud monument waardig is.

Do: de ironie waarmee China’s communistische erfgoed op kapitalistische wijze wordt uitgebuit maakt de Red Capital Club is op zichzelf al een bezoekje waard. Maar het zijn de stadstours die men hier aanbiedt – in de oude limousine van Mao’s echtgenote – die het écht bijzonder maken.
www.redcapitalclub.com.cn

SLAPEN

Ritz-Carlton Chaoyang
Het nieuwe Ritz Carlton in het CBD van Beijing is het summum van slaapluxe, maar er zijn meer redenen waarom hier het gevaar dreigt dat u het hotel niet uitkomt: de pasgeopende spa (met Balinese massagebedden) is een van de beste van de stad, en ook het eten in een van de drie restaurants is zeer de moeite waard. Voor het bruisende nachtleven van Chaoyang moet u toch écht de deur uit, maar erg ver hoeft u gelukkig niet.
www.ritzcarlton.com

Peninsula Beijing
Het sinds 2005 volledig heringerichte Peninsula is het best gesitueerd van alle hotels in Beijing: op loopafstand (een ware zeldzaamheid in deze uitgestrekte stad) van het Plein van de Hemelse Vrede, de nachtmarkt en Verboden Stad. Ook voor degenen die zich niet onder de gelukkige gasten kunnen rekenen is het hotel een bezoekje waard: maar liefst 50 exclusieve merken hebben er een winkel. Wél voorbehouden aan de gasten zijn de Rolls Royces en het zwembad, met een voetenbad gevuld met rozenblaadjes.
www.beijing.peninsula.com